Advent
Bileam profeteert over de opkomende ster, Numeri 24
De profetie van Jesaja over de geboorte van de Messias (I), Jesaja 7
De profetie van Jesaja over de geboorte van de Messias (II), Jesaja 9
De profetie van Jesaja over de geboorte van de Messias (III) Jesaja 11
Micha profeteert over de geboorteplaats van Jezus, Micha 5
Zacharias in de tempel, Lukas 1:5-25
Een engel kondigt geboorte aan bij Maria, Lukas 1:26-38
Een engel verschijnt aan Jozef, Mattheüs 1:18-25
De lofzang van Maria, Lukas 1:46-56
De geboorte van Johannes de Doper, Lukas 1:57-79
De herders horen van de geboorte van Jezus, Lukas 2:8-20
De Zoon van God is mens van vlees en bloed geworden, Hebreeën 2
Bileam profeteert over de opkomende Ster, Numeri 24
Tot frustratie van koning Balak spreekt Bileam in plaats van een vloek steeds een zegen uit. In Numeri 24 lezen we de derde en vierde zegenspreuk. Deze keren gaat het er iets anders aan toe. Bileam blijft nu bij Balak en het offer in plaats dat hij Balak alleen laat bij het offer. Verder gaat Bileam niet meer op zoek naar voortekens om die te duiden. Hij spreekt rechtstreeks wat God hem ingeeft. De Geest komt over hem. Er staat dat hij valt. Wat er precies met hem gebeurt bij het uitspreken van de spreuken, is onduidelijk.
Opnieuw beschrijft Bileam Gods goedheid voor Zijn volk. Het is goed in de tenten van Israël/Jakob, vers 5. Dit zijn opvallend positieve woorden. Zeker als je bedenkt dat het de tenten zijn waar zoveel en zo vaak geklaagd is tegen God en Mozes over het eten, de droogte en Mozes’ gezag. Bileam geeft een beschrijving van hoe God het bedoeld heeft. De derde en vierde spreuk gaan dan ook vooral over de goede toekomst. Aan de hand van verschillende beelden geeft Bileam de voorspoed van Israël weer. Het is poëtische taal. Het gaat over ceders die aan het water staan, vers 6. Feitelijk klopt het niet dat ceders aan water groeien, maar het gaat om het beeld van ceders die staan voor ‘grootheid’ en water dat staat voor ‘leven’. Opvallend is dat de naam Agag voorkomt, vers 7. Is dit een verwijzing naar de Amalekitische koning die door Saul wordt verslagen, 1 Samuël 15, of is het een titel van een Amalekitische koning, zoals de titel van ‘farao’ in Egypte?
Ondanks dat Bileam een buitenstaander is, erkent hij de macht van God. We komen dit vaker tegen, zoals in de tijd na de ballingschap. In Psalm 126 staat dat de heidenen onder de indruk zijn van Gods bevrijding. Hij heeft grote dingen gedaan, vers 2. Op onverwachte momenten kunnen ongelovigen toch laten merken dat het geloof betekenis geeft in het leven. In het boek ‘Reizen zonder John’ schrijft Geert Mak over de geschiedenis van Amerika. Tussendoor maakt hij ergens een opmerking over het geloof van zijn ouders. Geert Mak heeft veel kritiek op de kerk en wil dat vaak subtiel of minder subtiel laten merken. Toch merkt hij op dat zijn ouders toen zij in de Tweede Wereldoorlog in een concentratiekamp zaten, steun hadden aan het gebed.
Er staat dat Balak na de derde zegenspreuk woedend wordt, vers 10. In de geschiedenis van Balak en Bileam zijn Bileam, Balak en God boos geweest. God was boos toen Bileam met de mannen meeging naar Moab; Bileam toen de ezelin niet deed wat hij wilde; en hier Balak. Bileam legt Balak steeds uit dat het geen zin heeft om boos te worden, want vanaf het begin heeft Bileam aangegeven alleen Gods woorden te zullen spreken ook al zou hij anders veel goud en zilver als beloning krijgen.
Balak wil dat Bileam dan maar weer teruggaat. Toch moet het slechtste dan nog komen voor Balak. Bileam verwoordt in de laatste en vierde spreuk hoe Moab verslagen zal worden door Israël. Het is weliswaar in de toekomst, maar het gaat zeker gebeuren. Bileam krijgt door de Geest een opkomende Ster in Jakob en een Scepter uit Israël te zien. Is hier sprake van een zinspeling op de Messias? Volgens de Aramese vertaling wel. Zij vertalen ‘scepter’ met ‘Messias’. Maar passen de woorden over het geweld wel bij de Messias? Er staat in de regels erna dat Moab verbrijzeld zal worden en de zonen van Seth vernietigd. Gaat het niet over koning David die later Moab verslaat? Toch horen woorden van geweld en de komst van de Messias wel vaker bij elkaar, zoals in Micha 5 waar de geboorteplaats van de Messias al wordt genoemd. Verder zou het wel een beperkte belofte zijn als het alleen op David betrekking heeft, want een tijdje later neemt Moab weer de macht in eigen gebied over.
De opkomst van een ster werd vroeger geduid als de komst van een nieuwe koning. De Romeinse keizers claimden af te stammen van de godin Venus, die de morgenster was. In Mattheüs 2 staat hoe de wijzen - in het Grieks magoi, waarschijnlijk astrologen - ook een bijzondere ster duiden als de geboorte van een Koning. In Openbaring 22 noemt Jezus Zichzelf de blinkende Morgenster. Het moet gezegd worden dat het niet overal waar een ster genoemd wordt, gaat om Christus, maar het is goed mogelijk om in de woorden van Bileam meerdere lagen te zien. Er komt een koning, dat is David, maar hij is slechts een tijdelijke koning. Uit het geslacht van David komt Christus, de Koning der koningen.
Wat het betekent dat er een koning zal opstaan, is dat het volk bevrijdt mag worden en als bevrijd volk mag leven. Ze hoeven niet meer in slavernij te leven en mogen in hun eigen land veilig wonen. Geestelijk gezien heeft Christus de machten en de duivel overwonnen. Wij hoeven niet meer in slavernij te leven. Een mens kan verstrikt raken in allerlei verkeerde praktijken. De Bijbel laat zien dat het probleem van de mens is dat hij zo moeilijk afscheid kan nemen van zonden. Een mens heeft simpelweg te veel liefde voor verkeerde dingen. God kan ons door Zijn Geest daarvan bevrijden.
Het hoofdstuk sluit af met drie kleinere (orakel)spreuken. Ze lijken er niet zo bij te passen. De eerste gaat over de Amalekieten, vers 20. Zij waren de eerste die Israël in de woestijn aanvielen. Zij zullen volgens de spreuk ten onder gaan. Ze zijn historisch nooit heel machtig geweest. Dan worden de Kenieten genoemd van wie de achtergrond niet bekend is. Ze behandelden Israël verder goed. Er staat dat hun nest in de rotsen is, dat wijst erop dat ze nauwelijks te verslaan zijn. Ze zullen toch verslagen worden, maar niet door Israël, maar door de Assyriërs. De laatste spreuk heeft geen geadresseerden. Het gaat over Kittiërs, uit Kreta, maar in algemene zin slaat het op een maritieme macht.
Profetie van Jesaja over de geboorte van de Messias, Jesaja 7
Rond de kerstdagen worden allerlei relatiegeschenken gestuurd. Dat kan een kleinigheid zijn, een balpen of stropdas, maar het kan ook om duurdere geschenken gaan. Een cadeau geven maar ook een cadeau ontvangen kan een mooi gebaar zijn om de band te versterken. Toch kan een bedrijf of een werknemer er moeite mee hebben om het aan te nemen. De relatie kan ook te innig worden. Het wordt aangeraden dat er afspraken gemaakt worden zodat de werknemer weet wat hij wel en niet kan aannemen. Sommige organisaties proberen het zichzelf makkelijker te maken door standaard een kerst- of relatiegeschenk te weigeren. Dat kan bij buitenlandse relaties voor problemen zorgen. In Jesaja 7 krijgt de koning van Juda een voorstel. Hij mag een teken van God krijgen en hij mag zelf nog uitkiezen welk teken. Toch slaat de koning het aanbod af. Wordt de relatie met de God van Israël voor hem te innig?
Koning Achaz, koning van het Zuidrijk Juda, krijgt het aanbod van het teken bij monde van de profeet Jesaja. Achaz voelt zich in het nauw gedreven omdat de koning van het Noordrijk Israël samenwerking gezocht heeft met de koning van Aram/Syrië. De beide koningen uit het noorden vallen de hoofdstad Jeruzalem aan. In 2 Kronieken 28 staat meer geschreven over koning Achaz. Hij blijkt een slechte koning te zijn. Hij offerde zelfs zijn kinderen zoals de andere volken in hun afgoderij kinderen offerden. Toch krijgt hij hier in Jesaja 7 de mogelijkheid zijn vertrouwen op God uit te spreken.
Jesaja en Achaz ontmoeten elkaar op de straat van het bleekveld waar de watertoevoer bij het bovenste waterbekken uitkomt. Koning Hizkia had in Jeruzalem een aquaduct aangelegd om Jeruzalem ten tijde van een belegering van water te kunnen voorzien. Achaz stelt meer vertrouwen op het aquaduct dan op God. Jesaja komt niet alleen. Zijn zoon Sjear-Jasjub is ook mee. De naam betekent dat ‘een rest terug zal keren’. Is dit een hoopvolle naam of juist niet? Het geeft aan dat er een tijd komt dat een deel van het volk uit ballingschap zal terugkeren, maar het betekent ook dat de ballingschap onafwendbaar is.
Jesaja moet tegen Achaz zeggen dat hij zich niet moet laten imponeren door het machtsvertoon van de koningen uit het noorden. Achaz moet leren om met ogen van het geloof te kijken. Er komen niet twee machtige koningen met hun legers aan, maar er komen twee rokende stukken brandhout aan. Daarom hoeft hij niet bang te zijn. Hij moet rustig blijven, vers 4. Achaz was druk bezig met het treffen van voorbereidingen om te kunnen overleven. Als hij op God vertrouwt, hoeft hij zijn vertrouwen daar niet op te stellen en mag hij het rustig op zich af laten komen. God kan de vijand soms ver laten komen om Zijn kinderen op de proef te stellen. Op het juiste moment grijpt Hij beslissend in. De verzen 8-9 zijn poëtisch. Ze vormen zes regels over de koningen van Israël en Aram/Syrië en hun ondergang. De hoofdsteden van beide rijken worden genoemd, Samaria en Damascus. De naam van de koning van Israël kan Jesaja niet over zijn lippen krijgen. Hij heeft het steeds over de zoon van Remalia, vers 4 en 9. Het zal slecht met de twee rijken aflopen. Inderdaad zijn de rijken overvallen door het opkomende Assyrische Rijk, Aram/Syrië na drie jaar en Israël na 13 jaar.
Na de woorden over de twee rijken die Juda bedreigen, volgt het aanbod van de profeet om een teken van God te vragen. Achab weigert dus een teken te vragen uit valse bescheidenheid. Toch geeft God een teken. Het vragen van een teken is niet altijd goed, zo vroegen de mensen ook aan Jezus om een teken, maar met verkeerde bedoelingen. Hier ligt het initiatief bij God Zelf. Hij geeft het teken daarom alsnog: een jong meisje/maagd zal zwanger worden en een Kind ter wereld brengen. Er staan in de Bijbel twee woorden voor ‘meisje’/’maagd’. Het meest voorkomende Hebreeuwse woord is ‘betula’, dat is een woord dat aangeeft dat het om een meisje gaat van huwbare leeftijd. Hier staat een duidelijker woord voor maagd (alma). In de Griekse vertaling is het ook gelezen als ‘maagd’ en zo gebruikt de evangelist Mattheüs het ook voor Maria. Het is een bijzonder teken waarvan we alleen weten dat het op Maria van toepassing is. Jesaja krijgt ook een kind bij een profetes, hoofdstuk 8:3, maar alleen het Kind Jezus is geboren door de Heilige Geest en niet door een man. Het kind krijgt de mooie naam Immanuël, God met ons.
Wat er verder over de omstandigheden waarin het kind opgroeit gezegd wordt, past weer bij de tijd van koning Achaz. De jongen zal boter en honing eten tot hij het onderscheid tussen goed en kwaad kan maken. Boter en honing eten zijn kenmerken van armoede, want dat kun je nog eten als de landerijen verwoest zijn. De jongen zal dus nog maar jong zijn en dan komt het oordeel over Juda. Achaz was bang voor de koningen van Israël en Syrië en daarom zullen ze hem ook overwinnen. In 2 Kronieken 28 staat beschreven hoe de Judeeërs als gevangenen worden meegenomen naar Israël en Syrië.
Jesaja profeteert over de geboorte van de Messias, Jesaja 9
In Nederland laat het Ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoeken hoe het met de leefbaarheid in Nederlandse wijken en straten gesteld is. Ze proberen met behulp van een zogeheten ‘Leefbaarometer’ in kaart te brengen hoe de leefbaarheid zich ontwikkeld heeft. Er wordt naar wel honderd elementen gekeken, dat klinkt dus erg objectief. Een goede wijk is een wijk waar huizen ruim zijn neergezet, in de buurt van een natuurgebied en waar weinig sprake is van overlast en misdrijven. In de Leefbaarometer 2.0 werd ook gelet op migratieachtergrond. Een goed leefbare wijk is overwegend wit en West-Europees. Het aandeel niet-Westerse migranten heeft een negatieve impact op de score. Als een persoon met een migratieachtergrond naar een wijk verhuisde zorgde dat direct voor een lagere score. Bij de Leefbaarometer 3.0 heeft het ministerie van BZK dit gecorrigeerd. In Jesaja 8 en 9 gaat het over Galilea, een gebied waar veel buitenlanders woonden. Laat dat nu juist het gebied zijn waar de Zoon van God is opgegroeid. Dat is een grote eer voor dit gebied.
In Jesaja 8:23 komt de naam ‘Galilea van de andere volken’ voor. Het woord voor Galilea kan ook worden vertaald met ‘regio’ of ‘domein’. In Jesaja 8:23 staat dat het eerst niet goed zou gaan met de stammen Zebulon en Naftali, die deels onder Galilea vielen. Deze stammen lagen in het noorden en kregen als eerst te maken met de Assyrische inval. Jesaja schrijft in de tijd dat de wereldmacht Assyrië in opkomst is. Veel mensen uit Galilea zouden worden meegenomen in ballingschap en andere volken kwamen in het gebied wonen. Er is nog een andere reden waarom Galilea een plek met veel buitenlanders genoemd kan worden. Koning Salomo gaf aan Syrië twintig steden uit Galilea cadeau als dank voor al het hout en goud dat zij aanleverden.
Het volk Israël was niet bepaald trots op de regio in het noorden. Galilea lag afgezonderd. Het Karmelgebergte zorgde voor een natuurlijke scheiding met Samaria in het zuidelijke deel van Israël. In de tijd van het Nieuwe Testament was Galilea flink gegroeid in inwonersaantal, maar de Joden verwachtten niet dat de Messias daar vandaan zou komen. God heeft er dus wel voor gekozen dat Jezus in een dorpje in Galilea is opgegroeid en daar heeft Hij veel gepreekt. God kiest dus uit wat mensen hebben afgekeurd. Het evangelie is niet voor mensen die genoeg hebben aan zichzelf en tevreden zijn, maar voor mensen die hulp nodig hebben. Verder heeft God met zijn goede nieuws niet alleen het volk Israël op het oog, maar veel volken.
Er bestaat in het Bijbelboek Jesaja en in de hele Bijbel een spanning tussen het volk van God dat enerzijds klein is, een rest die trouw is gebleven, en anderzijds is het een menigte, een ontelbare mensenmassa. Jesaja moest zijn zoon de naam geven ‘Een rest zal terugkeren’ en tegelijk gaat het er in Jesaja 9:2 over dat er een grote groep mensen is die gered zijn en blij zijn in Gods tegenwoordigheid. We kunnen hiervan leren dat er steeds weer moeilijke, zware tijden zijn waarin de hypocriete gelovigen afhaken, maar ook dat God Zijn kinderen beschermt en dat zijn er in de loop van de tijd ontzettend veel.
God komt op voor het achtergestelde gebied. Hij laat het volk niet eindeloos in het donker. In Jesaja 9:1 staat een parallellisme. Ze zullen een licht zien, dat is subjectief, en het licht zal schijnen, dat is objectief. De mensen zullen blij zijn zoals bij de oogst en bij het overwinnen van de vijand. Om duidelijk te maken wat God gedaan heeft voor Zijn volk, wordt de bevrijding uit de slavernij in herinnering geroepen. Het gaat in vers 3 over een juk en de knuppel van de slavendrijver. God heeft het volk in de tijd van Mozes uit slavernij in Egypte bevrijd en gaat dat met de komst van de Messias opnieuw doen. Een christen leeft niet als slaaf van het kwaad, de zonde en de duivel, maar in vrijheid. De bevrijding zal gebeuren zoals eens in de tijd van de Midianieten, vers 3. Dat gaat erover dat de verlossing uit onverwachte hoek zal komen, zoals Gideon een onbekend persoon was maar door God gebruikt werd om de Midianieten weg te jagen. Gideon riep overigens mannen uit Galilea op om mee te strijden, mannen uit Zebulon en Naftali. Als de Messias komt, zal er een tijd van vrede aanbreken. Alle materialen voor de oorlog zullen worden verbrand, vers 4. In Jesaja 2:4 stond al dat wapens zullen worden omgesmolten tot landbouwwerktuigen.
De levensgrote omkeer die zal plaatsvinden van donker naar licht en van oorlog naar vrede, zal komen door de geboorte van het Kind, vers 5. Er is een Zoon geboren die Zijn vader, die koning is, opvolgt. Jezus staat in de lijn van koningen. Het koningschap van David staat in de tijd van Jesaja op het punt van instorten, maar God gaat eeuwen later verder met de komst van Jezus die een onbeperkte heerschappij heeft. Zijn Naam is Wonderlijk, Raadsman, of Wonderbare Raadsman. De naam Wonderlijk verwijst naar de Engel die de vader van Simson ontmoette. Manoach vroeg naar de naam van de Engel en hij kreeg als antwoord dat die naam Wonderlijk is en later besefte Manoach dat hij niet zomaar een engel, maar God ontmoet had. Jesaja noemt nog meer mooie namen voor dit Kind. Hij is een Sterke God, een titel die ook in 10:21 voorkomt waar staat dat het volk zal terugkeren tot deze Sterke God, het gaat dus om God Zelf. Hij wordt ook Eeuwige Vader genoemd. Dat geeft aan dat Zijn koninkrijk niet eindigt zoals dat met aardse koningen wel gebeurt. Ook zorgt Hij voor Zijn volk zoals een vader voor zijn kinderen opvoedt. Dit Kind zal het goede voorhebben met Zijn volk. Ze zullen in vrede leven, dat wil zeggen in voorspoed, welzijn en harmonie. Hij zal de vrede beschermen zoals een vorst zijn gebied beschermt.
Na de woorden over de Messias die zal komen, richt de profeet Jesaja zich tot het Noordrijk Israël. Vanaf 7:1-9:6 richtte Jesaja zich op het Zuidrijk Juda waar Jesaja zelf ook leefde en in 9:7-11:16 richt hij zich op Israël. De inhoud lijkt op elkaar, het gaat in allebei over ontrouw en een kleine gelovige groep die zal terugkeren en over de verlossing en de Messias.
Jesaja profeteert over de geboorte van de Messias, Jesaja 11
Open staan voor de ander en ruimte maken voor de ander als schepsel van God is nodig om voor elkaar van betekenis te zijn. Dat is volgens Miroslav Volf in deze tijd meer dan ooit nodig. Hij schreef zijn bekende boek Exclusion and Embrace (uitsluiting en omhelzing). Mensen sluiten zich helaas vaak op in hun eigen overtuigingen en schaden elkaar. Een open houding is nodig om tot verzoening te komen. Volf schreef dit boek naar aanleiding van de Balkanoorlog. Hij is zelf geboren in Kroatië, toen onderdeel van Joegoslavië. Hij ging naar een pinkstergemeente waar zijn vader predikant was. De protestanten waren een minderheid tussen de rooms-katholieken en Servisch-orthodoxen. Door de politiek met haar marxistische ideologie werd de kerk ook met argusogen bekeken. Hij ontwikkelt een theologie vanuit de marge met de liefde van God als basis.
In de Balkanoorlog waarbij Joegoslavië uiteenviel in aparte staten vonden gruwelijke dingen plaats. Volf legt uit dat conflicten vaak niet zo helder zijn. Het is niet zo zwart-wit dat er daders en slachtoffers zijn. Slachtoffers worden namelijk in het geweld meegenomen en kunnen al snel zelf dader worden. Om tot verzoening te komen moeten we eerst het kwaad in onszelf onderkennen. Wie zelf met God verzoend is kan ook ruimte maken voor een ander. Dat kost iets van onszelf. Volf werkt dit principe uit aan de hand van de gelijkenis van de Verloren zoon. De verloren zoon wil naar een ander land, maar voor de Vader is de zoon geen ander, geen vreemde. Ook al gaat de zoon weg, de vader houdt de zoon in zijn hart. Als de zoon terugkomt, zou de vader hem eigenlijk volgens de sociale normen moeten uitsluiten. De zoon wil daarom als slaaf in dienst treden. Maar de vader is niet gebonden aan sociale normen, hij rent naar hem toe – dat was sociaal gezien een schande – en omhelst hem en noemt hem ‘mijn zoon’. De oudste broer heeft een gesloten houding. Hij noemt zijn jongere broer niet meer zijn broer maar hij heeft het tegen zijn vader over ‘deze zoon van u’. Gods genade is zoveel rijker dan hoe mensen met elkaar omgaan en Gods liefde leert ons om ook de ander te aanvaarden.
De profeet Jesaja spreekt in hoofdstuk 11 over de toekomst van zijn volk. Jesaja weet dat het volk Juda haar land kwijt zal raken en in ballingschap zal gaan maar daarna zal God Zijn volk weer verzamelen uit alle volken van de wereld. Veel uitleggers menen dat de hoopvolle woorden van terugkeer later door iemand anders zijn geschreven: hoe zou Jesaja dat allemaal moeten weten? Deze uitleggers gaan wel erg makkelijk voorbij aan het feit dat Jesaja een goed politiek bewustzijn zal hebben gehad en een ballingschap was helemaal niet ondenkbaar. Verder zouden we met deze uitleg de Heilige Geest en de gave van profetie tekort doen. Geleid door de Geest spreekt Jesaja over Israël dat niet meer uit een Noord- en Zuidrijk zal bestaan, maar uit één volk, zonder onderlinge jaloezie, vers 13.
Hoe kan een uiteengeslagen en verdeeld volk weer tot een volk worden? Dat komt door Gods verlossend optreden. Psychologen kunnen ons verklaren hoe een mens tot zijn/haar identiteit komt. Dat gebeurt door ontwikkeling van onszelf in interactie met mensen en gebeurtenissen. Wij voelen ons aangetrokken of afgestoten, wij willen heersen of overheerst worden. Voor een christen geldt dat zijn eigen zelf of centrum niet meer van zichzelf is, maar van Christus. Het kruis van Christus bepaalt onze identiteit. Zoals in de tijd van het Oude Testament God een kleine groep/rest uit ballingschap bevrijdde, 11:11, zo is er in Christus een weg gebaand tot verzoening met God. Jezus heeft verloren mensen opgezocht en voor hen geleden. Jezus staat aan de kant van de lijdende mens, maar niet op een goedkope manier, in het algemeen voor iedereen die het moeilijk heeft, maar voor wie strijden tegen het kwaad en het voorbeeld van Christus volgen.
God verlost Zijn volk door de komst van Christus. In Jesaja 11 wordt Hij vergeleken met een twijgje/telg dat opkomt uit de afgehouwen stronk. Israël is als een boom die is neergehaald. Normaal gesproken kan een koningshuis eindigen en door een ander worden overgenomen. Bij Israël eindigt het koninkrijk ook, omdat het land en de koningen verslagen worden. Toch gaat God verder met waar Hij begonnen was, namelijk het huis van Isaï. Isaï was de vader van koning David. Er staat hier niet dat God met het koningschap van de machtige koning David verdergaat. Hij gaat met Isaï verder. Isaï speelde geen grote rol van betekenis. God had Zijn familie uitgekozen omdat Hij dat wilde niet vanwege mensen. Zo gaat God verlossen. Zijn liefde om te redden komt uit Hemzelf voort en omdat Hij dat beloofd heeft.
Jesaja 11 gaat over de regering van de Messias. Hij is naar de wereld gekomen om voor recht en gerechtigheid te zorgen. Tijdens zijn regering hebben de kwetsbaren het goed. In onze samenleving willen politici de mensen ervan overtuigen dat zij het goede zullen doen voor de inwoners. Als ze eenmaal gekozen zijn, blijkt de praktijk weerbarstig. De Messias kan wel doen wat Hij belooft, want de Geest rust op Hem, vers 2. God Zelf de Almachtige is met Hem. De Geest maakt mensen geschikt om moeilijke of zelfs onmogelijke dingen te doen, zoals in het Oude Testament Bezaleël om de ontmoetingstent te maken of Simson met zijn bovennatuurlijke kracht.
Jezus is een bijzondere Koning. Hij zal recht doen en voor de arme en hulpeloze zorgen. Hij dient als Koning de mensen. Hij staat bekend om Zijn gerechtigheid en trouw, vers 5. Gerechtigheid is in de Bijbel geen theorie, maar gaat over het vermogen om voor recht te zorgen en het recht vast te houden. Deze Koning hoeft niet alles uit de kast te halen om zijn macht te consolideren, maar Hij is de Almachtige en daarom kan Hij dienen. Het loopt Hem niet uit de hand.
De profeet Micha over de geboortestad van de Messias, Micha 5
Deel 1 (vers 1-5): Komst van de Heerser, Messias
Micha 4 en 5 horen bij elkaar en het gaat in beide hoofdstukken over ‘hoop’ en ‘redding’. Er zal een Herder-Koning komen die voor wereldwijde vrede zorgt. Hij is een Herder, omdat Hij zich bekommert om Zijn schapen. Hij verzorgt en beschermt hen. En Hij is een Koning, omdat Hij bij machte is om al het gevaar bij hen weg te houden. Aan het eind van hoofdstuk 4 zagen we dat er tussen de bemoedigende woorden door ook bedreigingen staan. Israël zal in vrede wonen, maar eerst komt het oordeel en de straf, de ballingschap. Ook in Micha 5 lopen de woorden over redding en straf door elkaar heen. Het Bijbelboek Micha is qua overzicht dan ook niet het makkelijkste Bijbelboek.
Micha 5 is bekend vanwege de uitspraak dat de Messias in Bethlehem geboren zal worden. Tussen de verschillende Bijbelvertalingen is er verschil in hoofdstukindeling. In sommige vertalingen staat de belofte van de Messias in Micha 5:1 en in andere in Micha 5:2. Ik ga nu uit van Micha 5:1. Niet alleen de christenen, maar ook de joden lezen hier de komst van de Messias in. De evangelist Mattheüs citeert dit gedeelte, overigens iets afwijkend, als de wijzen bij Herodes komen en vragen naar de geboorteplaats van de Koning van de joden.
De geboorteplaats van de Messias is dus Bethlehem, om precies te zijn Bethlehem-Efratha, want er was ook een Bethlehem in het noorden in Galilea. Bethlehem is nu een bekende plaats: de Geboortekerk en Pelgrimsroute staan allebei op de Werelderfgoedlijst. De plaats ligt 10 kilometer ten zuiden van Jeruzalem en is nu een Palestijnse stad op de Westelijke Jordaanoever. Voor ons is Bethlehem ook bekend als de geboorteplaats van koning David. Micha leefde 300 jaar na koning David, maar Bethlehem bleef ook na koning David een onbelangrijk dorp. Dat is op zich niet vreemd, want wij weten ook niet altijd waar onze belangrijke leiders geboren zijn. Dat de koning in Bethlehem en niet in Jeruzalem geboren zou worden, veronderstelt dat het koningschap op dat moment niet meer in Jeruzalem is. Er zit dus ook iets van oordeel in deze belofte.
God kiest dus het kleine en onbeduidende op. We zijn dit al vaker in Micha tegen gekomen, zoals in Micha 4:6 over wie mank gaat en verdreven is. Moet iemand dan eerst in de problemen zitten voordat hij voor God meetelt? Het antwoord vanuit Micha is dat het échte volk van God bestaat uit degenen die God trouw blijven, ook als er oordeel en straf over hen komen. God zal Zijn volk overgeven, vers 2, aan de Assyriërs, vers 4, maar ondertussen wordt de Messias Vrede genoemd. Als het geloof te veel kost, haken mensen af. We kunnen het vergelijken met de situatie van koning David en Absalom. David is koning, maar Absalom wil de macht overnemen. Hij krijgt veel mensen achter zich en komt zelfs in Jeruzalem aan de macht. Een deel van de mensen blijft bij David, zoals Ithai. Hij zegt: “Ik blijf bij de koning, overal waar hij heengaat, in dood of in leven.”
Wij lezen het Bijbelboek Micha anders dan de mensen in de tijd van Micha zelf. Wij weten bijvoorbeeld hoe lang de ballingschap duurde. Voor de mensen toen was niet bekend wanneer de goede tijden weer aan zouden breken. Uit de Tweede Wereldoorlog is bekend dat veel Poolse verzetsstrijders na de oorlog niet konden terugkeren naar hun thuisland. De Poolse bijdrage aan de herovering van West-Europa was met 250.000 man groot. Als ze weer naar huis wilden, konden ze vanwege het communisme publiekelijk worden geëxecuteerd. Zo hadden ze hun leven over voor anderen zonder er iets voor terug te kregen.
De oorsprong van het koningschap van de Messias gaat terug naar de ‘oude tijden’ of ‘vroegere dagen’. Deze uitdrukking komt ook twee keer in hoofdstuk 7 voor en slaat dan op de tijd van de koningen David en Salomo en de tijd van de aartsvaders. Zoals wij wel zeggen de ‘goede oude tijd’. Na Salomo ging het fout: het rijk scheurde en Israël, het Noordrijk, heeft nooit een gelovige koning gehad.
Deel 2 (vers 6-8): Israël in ballingschap
Er worden hier twee dingen gezegd over Israël in de ballingschap: ze zullen tot een zegen zijn voor de volken en ze zullen over de volken regeren. De kleine groep gelovigen die na de ballingschap overblijft, wordt de ‘rest van Jakob’ genoemd. Jakob verwijst naar de twaalf stammen. Deze mensen staan dus symbool voor heel Israël. Israël zal voor veel volken zijn als de dauw en regen die zorgen voor leven en groei. Zo was het verbond ook oorspronkelijk bedoeld: Israël als een zegen voor de volken. Dat Israël een zegen is voor de volken staat haaks op de beleving van velen. Ook in onze tijd komt het antisemitisme regelmatig tot uiting. Zomaar een voorbeeld: Bij een joodse vrouw uit Hilversum wordt met kerst 2016 een hakenkruis in de motorkap van haar auto gekerfd. Toch is het opvallend dat joden door de eeuwen vaak belangrijke posities hebben bekleed op allerlei terreinen, zoals de wetenschap en kunst. Paulus noemt, weliswaar in een ander verband, in de Romeinenbrief ook een belangrijke reden: de joden hebben voor de overlevering van het Oude Testament gezorgd.
Het tweede dat dus over Israël in de ballingschap wordt gezegd is dat zij heersen over de volken. Als een leeuw verscheuren zij hun prooi en ze worden door niemand tegengehouden, vers 7. De vijanden zullen gestraft worden, omdat zij gespot hebben met de God van Israël. Ze zeiden dat Hij Zijn volk niet meer kon helpen.
Deel 3 (vers 9-14): zuivering van Israël
In het vorige gedeelte was het geweld op de volken gericht, hier is het gericht op Israël. Alles wat het volk in de weg staat om God te dienen, moet worden verwijderd. Zelfs de paarden moeten weg, omdat het volk zich anders onafhankelijk zou voelen. Ook is er geen plaats voor steden en versterkte steden, omdat de fout die het volk maakte, was dat ze op hun militaire macht vertrouwden, zie Micha 1:13.
Zacharias in de tempel, Lukas 1:5-25
John Wesley was predikant en theoloog en grondlegger van het methodisme. Hij heeft zich enorm ingezet voor het evangelie. Hij groeide op in de tijd van de Engelse industriële revolutie. Het was een harde tijd, veel kinderen stierven en mensen werden niet oud. Wesley was zich ervan bewust dat de tijd kort is, hoewel hij zelf een hoge leeftijd mocht bereiken. Hij heeft wel moeten leren om op een goede manier actief te zijn. In zijn zoektocht naar een heilig leven kwam hij terecht in Amerika waar hij wilde evangeliseren onder de indianen. Het wordt een mislukking en een levensles. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Ik ben in Amerika geweest om die indianen te bekeren, maar ach, wie zal mijzelf bekeren?’ Hij was jaloers op anderen die vrede in hun hart hadden, juist in zware tijden. Toen hij in een huissamenkomst uitleg van Luther over de Romeinenbrief hoorde, stroomde de rust en zekerheid zijn hart binnen. Het gebed werd de basis voor zijn inspanningen. Hij nam er twee uur per dag de tijd voor. Zijn overtuiging was dat God niets doet behalve als Hij daar in het gebed om gevraagd is. In Lukas 1 horen wij de engel Gabriël zeggen dat God het gebed van Zacharias verhoord heeft, Lukas 1:13.
Op het moment dat Gabriël de priester Zacharias opzoekt in de tempel is hij bezig met het reukoffer. In Exodus 30 staat beschreven hoe de priester de lampen van olie moet blijven voorzien en het reukoffer moet brengen. Er is hier sprake van bijzondere leiding van God dat Zacharias aan de beurt is voor deze dienst, want dat gebeurde maar één keer in iemands leven. Er waren ongeveer 18.000 priesters die om de beurt een week dienst hadden. Er waren vierentwintig priesterafdelingen. Elke afdeling deed twee keer per jaar dienst en in de weken van de grote Feesten waren alle afdelingen nodig.
De gebeurtenis vindt plaats in de tempel. De tempel neemt een belangrijke plaats in bij het evangelie van Lukas. Het begint er dus mee en het eindigt er ook mee als de leerlingen na de Hemelvaart terug gaan om God voortdurend te loven in de tempel. En ook in het Bijbelboek Handelingen, ook geschreven door Lukas, komt de tempel voor, onder andere in Handelingen 2 over Pinksteren en aan het eind van Handelingen bij Paulus’ gevangenneming. Er is overigens een verhaal van Flavius Josephus waarbij ook een priester tijdens het reukoffer een goddelijke boodschap kreeg. Het gaat over de tijd tussen het Oude en Nieuwe Testament. De tijd waarin er geen profeten opstonden. Wel was er een priesterfamilie die het land probeerde te zuiveren van goddeloze buitenlandse invloed. De priester Hyrkanus deed dienst in de tempel terwijl zijn zonen streden tegen de Syrische koning Antiochus Cyzicenus. Terwijl Hyrkanus het reukoffer bracht, hoorde hij een stem die zei dat zijn zonen Antiochus overwonnen hadden.
De priester Zacharias hoort niet alleen een stem, hij ziet ook een engel bij hem staan. De engel brengt een boodschap, het woord engel heeft ook te maken met ‘een bericht doorgeven’. Zoals eigenlijk altijd gebeurt, schrikt Zacharias en net als in andere openbaringen stelt de engel hem gerust. De engel mag vertellen dat het gebed van Zacharias verhoord is. Er staat niet om welk gebed het gaat. Gaat het om het gebed om de komst van de Messias? Nee, het is waarschijnlijker dat het gaat om het gebed om een zoon, want Lukas had al hiervoor geschreven dat Zacharias en Elisabeth op leeftijd waren gekomen en normaal gesproken geen kind meer hoefden te verwachten. Dat was moeilijk voor hen, want er werd daarom door de mensen op hen neergekeken. Dat speelde toen veel meer dan in onze tijd. Het gebed om een kind is dus verhoord, maar daarbij zullen ze ook, als vrome Joden, gebeden hebben om de komst van de Messias. Dat gebed is indirect ook verhoord, omdat Johannes deel mag uitmaken van het nieuwe tijdperk dat is aangebroken.
Wat de evangelist Lukas doet is, heel zorgvuldig beschrijven wat er gebeurd is. Dat beloofde hij ook in zijn voorwoord aan Theofilus te zullen doen. Lukas schrijft over de komst van Johannes en Jezus. Er zijn daarin duidelijke overeenkomsten. Het gaat in allebei de situaties om: de engel Gabriël; angst van Zacharias/Maria; aankondiging van de naam; vervulling van de Heilige Geest en dat ze groot zullen zijn. Lukas wil aangeven dat de komst van Johannes erg bijzonder is. Toch zal Jezus nog veel groter zijn. Johannes mag voorbereidend werk doen.
Zacharias krijgt als eerst van alle Joden te horen dat het tijdperk van de Messias is aangebroken. God doet waar Hij eeuwenlang op heeft laten wachten. Zacharias kan het nauwelijks geloven en vraagt een teken. Het teken dat hij krijgt – dat hij niet kan spreken – is hoopgevend maar tegelijk ook een straf. Buiten staan de mensen te wachten. Vers 10 zegt dat ze in gebed waren. Bij Lukas wordt op cruciale momenten door mensen gebeden. God doet niets behalve als Hij daar in het gebed om gevraagd is.
Een engel kondigt Jezus’ geboorte aan bij Maria, Lukas 1:26-38
Hoe kan het dat God de Allerhoogste Zich zo vernederde door een menselijk lichaam aan te nemen? Dat is een vraag die christenen tot verwondering kan brengen, maar anderen tot afkeer van het christelijk geloof. In de eenentwintigste eeuw doen mensen de menswording van God af als een sprookje. In de tijd van het Nieuwe Testament hadden veel Joden en Grieken daar ook moeite mee. Irenaeus was bisschop van Lyon aan het eind van de tweede eeuw. Hij gaat in gesprek met andersdenkenden en verdedigt de menswording van God als een Bijbels gegeven. De filosofische stroming van de Platonisten vond de menswording onwaardig voor God. En in de gnostiek, een dwaalleer van die tijd, werd gezegd dat Christus een schijnlichaam had. Het kind dat uit Maria geboren werd, groeide niet in haar buik zoals andere kinderen en ook bleef zij na de geboorte maagd. In de gnostiek dachten ze dat een boze god de wereld gemaakt had. Daar moeten wij uit worden verlost, maar die wereld moet zelf niet worden verlost. Irenaeus beantwoordde dit door erop te wijzen dat het gaat om de verlossing ván het lichaam en niet uít het lichaam. Een bekende uitspraak in die tijd was: Wat niet door de Zoon van God is aangenomen, kan niet worden verlost.
De Zoon van God moest mens worden om mensen te kunnen verlossen. Christus moest dezelfde weg als Adam gaan, maar dan zonder te zondigen. Verder wijst de werkelijke menswording van de Zoon van God op zijn vernedering. Bij Christus’ vernedering denken we vaak aan zijn bespotting aan het kruis, maar zijn geboorte is volgens Irenaeus een even grote vernedering. Alleen op die manier kon God ons de onsterfelijkheid geven. Een beroemde formulering van de bisschop uit Lyon is: ‘Christus is in Zijn onmetelijk liefde geworden wat wij zijn – sterfelijke mensen – om ons te maken wat Hij Zelf is – onsterfelijk.
De evangelist Lukas schrijft – aan een vooral niet-Joods publiek – hoe een engel aan Maria komt vertellen dat de Zoon van God uit haar geboren zal worden. Daarmee is Maria een begenadigde vrouw. Dat zij de Zoon van God negen maanden bij haar mag dragen, komt door genade en niet omdat zij zo’n bijzonder vrome vrouw is. God heeft haar uitgekozen.
Maria was een maagd. Dat benadrukt Lukas doordat hij in vers 27 eerst schrijft dat de engel naar een maagd ging die in ondertrouw was. De geboorte komt door de Heilige Geest en door Jozef. Meisjes van een jaar of veertien, vijftien werden uitgehuwelijkt en waren dan in ondertrouw. Ze hoorden dan voor de wet al bij elkaar, maar leefden nog niet samen. Jozef werd toen al haar man genoemd. Over Maria’s achtergrond wordt verder niets vermeld. Ook geeft Lukas geen aandacht aan de betekenis van haar naam, dat is ‘de verhoogde’. Lukas benoemt dat haar man uit het geslacht van David komt, vers 27. Verderop in het gedeelte werkt hij dat uit. Het koningschap van Christus zal eeuwig zijn als voortzetting van Davids koningschap. De profeet Nathan sprak tegen koning David in verband met het bouwen van de tempel dat zijn koningschap eeuwigdurend zou zijn. God zou altijd trouw blijven en het koningschap niet stopzetten zoals bij koning Saul. Het eeuwigdurende koningschap was ook al beloofd en bekend bij Daniël. Daniël kreeg een visioen waarbij Iemand als de Mensenzoon eer en het Koninkrijk kreeg en Zijn Koninkrijk zou niet vernietigd worden.
De engel verrast Maria dus met een bijzondere aanstaande geboorte. Er staat letterlijk dat het Kind ‘groot’ zal zijn, de Zoon van de Allerhoogste, vers 32. Lukas schreef hiervoor dat Johannes de profeet van de Allerhoogste zou zijn. De twee verhalen van de geboorteaankondiging van Johannes en Jezus volgen op elkaar. Maria krijgt de boodschap in de zesde maand, vers 26, dat is de zesde maand van Elisabeths zwangerschap, legt vers 36 uit. Johannes was bijzonder, maar Jezus is uniek. Dat de ouders van Johannes in hun hoge ouderdom nog een kind kregen was bijzonder, net zoals dat gebeurde bij Abraham en Sara. Bij Maria en Jozef is het nog veel bijzonderder en niet eerder voorgekomen. De Geest zou over Maria komen, vers 35.
Het Kind dat Maria bij zich mag dragen zou ‘heilig’ zijn of ‘heilig’ genoemd worden. Heilig wil niet zozeer zeggen dat Jezus moreel zuiver leefde, hoewel dat ook waar was. Een heilig kind verwijst naar het Oude Testament waar de eerstgeborenen heilig waren. In de boeken van Mozes staat beschreven wat er moest gebeuren als een eerstgeboren zoon geboren werd. Ze waren in principe bestemd voor God, maar de Levieten dienden God daarvoor in de plaats. Bij de geboorte moest daarom een offer gebracht worden. Jezus was ook een heilig Kind omdat Hij een bijzondere roeping had. Hij moest worden gestraft voor de zonden van de mensen en sterven, maar daarna zou Hij worden opgewekt uit de dood en de plek innemen op de troon naast Zijn hemelse Vader.
Een engel verschijnt aan Jozef, Mattheüs 1:18-25
Volgens YouVersion, de meest gebruikte mobiele Bijbel-app, kan Jesaja 41:10 het ‘Vers van het jaar 2022’ worden genoemd. Dit vers is wereldwijd het meest gedeeld en gemarkeerd. Het vers gaat over Gods bescherming, voorzienigheid en troost: “Wees dus niet bang, want Ik ben met je; wees niet ontsteld, want Ik ben met je. Ik zal je sterken en helpen; Ik zal je steunen met Mijn rechterhand die voor gerechtigheid zorgt.” Volgens de app hebben ook in Oekraïne veel mensen de Bijbel gelezen. Mensen in oorlogsgebied vinden er troost en kracht. In het begin van de oorlog zochten mensen op woorden als ‘oorlog’ en ‘angst’, naarmate de oorlog vorderde werd meer gezocht op een woord als ‘liefde’.
God belooft dat Hij met jou, of met ons, zal zijn. In de adventstijd denken we aan Gods komst naar de aarde in Jezus Christus. Hij is Immanuel, God met ons. We komen deze Naam tegen in hetzelfde Bijbelboek Jesaja, in hoofdstuk 7. De profeet Jesaja heeft van God de opdracht gekregen om naar Achaz, de koning van Juda te gaan. Er dreigt een oorlog te ontstaan. Koning Achaz is bang dat de koning van Syrië en de koning van het Noordrijk Israël Jeruzalem aan zullen vallen en overwinnen. Helaas stelt Achaz weinig vertrouwen op God. Hij verwacht meer van de hulp van wereldmacht Assyrië. Jesaja stelt hem voor om van God een teken te vragen dat hij zal overwinnen en niet bang hoeft te zijn. In zijn valse bescheidenheid zegt hij dat hij God niet op de proef wil stellen. Dan komt God zelf met een teken en een belofte: Immanuel zal geboren worden. Het zal geen gewoon Kind zijn, want Hij zal geboren worden uit een maagd.
In de eerste plaats gaat de belofte van de komst van Immanuel over de tijd van Jesaja en Achaz. We weten niet op welke manier God Zijn belofte van deze bijzondere geboorte toen al heeft uitgevoerd. Maar de belofte heeft een meer verstrekkende vervulling. De evangelist Mattheüs haalt deze tekst aan in Mattheüs 1:23. Jezus is Immanuel, geboren uit de maagd. Mattheus schrijft in dat gedeelte over de geboorte van Christus. Hij beschrijft het vanuit de kant van Jozef (Lukas meer vanuit Maria). Jozef krijgt een droom waarin hij een engel ziet. In tegenstelling tot koning Achaz is Jozef wel gelovig.
Een engel zoekt Jozef op in een droom. De engel wil Jozef op andere gedachten brengen. Jozef is van plan om Maria, met wie hij in ondertrouw is, te verlaten. Dat is een moeilijke stap, want in ondertrouw zijn betekende dat je voor de wet al bij elkaar hoorde. Uit elkaar gaan was in die tijd dan ook hetzelfde als echtscheiding. Jozef wil niet zonder reden Maria verlaten. Hij heeft gehoord dat zij zwanger is terwijl Jozef en Maria nog gescheiden van elkaar woonden. Jozef was rechtvaardig en wilde zich aan de wet houden die zegt dat er in dit geval sprake is van echtscheiding. Hij had er een rechtszaak van kunnen maken om erachter te komen wie hier schuldig aan is. Daar ziet hij vanaf, hij wil haar in stilte verlaten. De engel wil Jozef ervan overtuigen dat hij op een andere manier rechtvaardig kan zijn, namelijk door Maria bij zich te nemen. Het kind komt namelijk bij God vandaan, uit de Geest. Het is de vervulling van de belofte in Jesaja 7 dat een maagd zwanger zal worden.
Jozef is de eerste persoon in het Mattheüsevangelie van wie geloof gevraagd wordt. Hij moet in vertrouwen stappen zetten. Hij moet erop vertrouwen dat Immanuel geboren zal worden Die Zijn volk van zonden zal bevrijden. Jozef is onderdeel van het grote plan van God. Jozef komt uit het geslacht van David, zoals Mattheüs eerder in dit hoofdstuk al duidelijk had gemaakt. Jozef wordt betrokken bij Gods plan. Hij wordt de vader van Jezus. Jezus moet immers uit de lijn van David komen. Jozef krijgt ook de opdracht het Kind de Naam Jezus te geven. Het geven van een naam wordt door de vader gedaan en zo is Jozef, door Jezus bij Zijn geboorte Zijn Naam te geven, ook de vader. De vraag is of wij ook onderdeel zijn van Gods verlossingsplan. Leven wij uit geloof? Of stellen wij - net als koning Achaz - onze hoop op verkeerde dingen/personen/machten in het leven?
God heeft Zijn volk steeds beloofd dat ze niet bang hoeven te zijn, omdat Hij erbij zal zijn. Wat betekent het dat God bij ons is? Hij is erbij als wij in geloof leven en in de problemen komen. Hij is er niet bij als wij zelf de route van ons leven uitstippelen en God om Zijn zegen vragen. God is Immanuel om de Verlosser van zonden te zijn, Mattheüs 1:21. Hebben wij er behoefte aan om van onze zonden bevrijd te worden? Dan mogen we elke dag onze zonden aan God belijden en zo in het leven steeds Zijn stem volgen.
De Lofzang van Maria
In 1723 werd J.S. Bach aangesteld in Leipzig als cantor, leider van het kerkkoor. Hier heeft hij het overgrote deel van zijn kerkmuziek geschreven. Toen Bach in het voorjaar van 1723 met zijn werk begon, wilde hij zich voorbereiden op de kerkelijke feestdag ‘Maria Visitatie’ dat werd gehouden op 2 juli. Deze feestdag is gebaseerd op het bezoek van Maria aan Elisabeth zoals de evangelist Lukas dat heeft beschreven. Zij ging naar Elisabeth toe nadat de engel Gabriël haar verteld had dat ze een Kind zou krijgen. Maria bleef daar drie maanden, dus tot een half jaar voor de geboorte van Christus. In die tijd zong zij een loflied, door de kerk gezongen als het Magnificat. Het woord ‘magnificat’ komt van de eerste woorden van de lofzang, ‘mijn ziel prijst’. Bach heeft het bekende Magnificat op een indrukwekkende manier gecomponeerd. Hij heeft het niet voor 2 juli gecomponeerd, maar het is bij de viering van Kerst uitgevoerd. Het was één van zijn eerste grote werken in Leipzig en gelijk één van de mooiste. Het zal in die tijd ongetwijfeld veel indruk gemaakt hebben. Het is een feestelijk en magistraal stuk met veel compositiestijlen die in zijn latere werk terugkomen. De afwisseling komt door de inhoud van de lofzang. Het gaat over Maria die begenadigd is, machthebbers die van de troon gestoten worden en geringen die aanzien krijgen.
Maria zingt het lied dus als zij bij haar nicht Elisabeth op bezoek is. Elisabeth bleef de eerste vijf maanden, nadat ze gehoord had dat ze het kind Johannes zou krijgen, in afzondering. Ze was blij toen Maria haar op kwam zoeken. Nog voordat ze Maria zag, reageerde het kind Johannes al in de buik. De engel Gabriël had ook al gezegd dat Johannes vanaf de moederschoot met de Heilige Geest vervuld zou zijn. Het doet denken aan Rebekka die haar tweeling in haar buik voelde. Het bleek een betekenis te hebben, de jongens zouden in hun leven een afkeer van elkaar hebben. Johannes is blij en vervuld met de Geest. Het beeld dat mensen van Johannes hebben is eerder iemand die sober leefde en mensen opriep tot bekering. Hij blijkt dus juist ook blij te zijn, omdat hij weet dat Jezus eraan komt.
Als Maria bij Elisabeth binnenkomt horen we een kort lied van Elisabeth, vers 42. In twee poëtische regels verwoordt ze dat Maria de meest gezegende vrouw is. De twee regels vormen een parallellisme waarbij de tweede regel de eerste regel uitlegt. De reden dat Maria de meest gezegende vrouw is, is dat zij de moeder van Jezus Christus is. We moeten hierbij bedenken dat in die tijd het krijgen van kinderen veel meer dan in onze tijd gezien werd als een grote eer.
Maria had de woorden van Gabriël geloofd die zei dat ze een Kind zou krijgen door de Heilige Geest. Elisabeth zegt ook dat ze te prijzen is omdat ze geloofd heeft, vers 45. Dit in tegenstelling tot haar man Zacharias die vanwege zijn ongeloof niet kon spreken. De evangelist Lukas schetst ons het beeld van Maria als een gelovige vrouw, een voorbeeldgelovige. Toch gaat het uiteraard niet om haar bijzondere vroomheid, maar om het Kind Zelf dat centraal staat. Maria is blij over wat God bij haar doet en wat God doet door Zijn Zoon naar de aarde te sturen.
In haar loflied sluit Maria bij de woorden van Elisabeth. Ze ziet dat zij gezegend is en dat alle generaties haar gelukkig zullen prijzen. Ook hier lijkt het op wat wij tegenkomen bij de aartsvaders. Jakob had twee vrouwen. Van Rachel hield hij meer. Lea dacht dat Jakob meer van haar zou gaan houden als zij samen kinderen zouden krijgen. Ze noemt één van haar zonen Aser, dat ‘geluk’ of ‘zegen’ betekent. Lea wenste dat vrouwen haar voortaan gelukkig zouden prijzen. Maria is om een heel andere reden gelukkig. Het gaat haar om het Kind Zelf en wat God in de hemel schenkt.
Nog voordat Jezus geboren is, is Maria al onder de indruk van Zijn grootheid. Ze is ervan overtuigd dat God iets heel bijzonders aan het doen is met de geboorte van dit Kind. Ze erkent en looft God als de Kurios, de Heer, vers 46, een titel die de keizer in Rome droeg. Hij heeft grote dingen gedaan. Maria beschrijft wat God gaat doen. Het is zo verwoord, alsof het al gebeurd is, zo zeker is zij ervan. We komen deze manier van spreken ook bij de profeten tegen die spraken over datgene wat God zeker zou gaan doen. Maria profeteert dat Jezus de rollen om zal draaien. Hij zal mensen in nood verlossen en mensen die trots zijn vernederen. Het zijn woorden die in Jezus’ tijd uit zijn gekomen. De rijken en mensen die hoog stonden aangeschreven vonden dat Jezus te hoog van de toren blies. Maar de mensen die hoge verwachting van Jezus hadden, zoals de mensen die genezen wilden worden of Jezus wilden volgen, werden door Hem niet teleurgesteld.
De geboorte van Johannes de Doper, Lukas 1:57-80
In de geschiedenis van Israël zijn steeds mensen opgestaan om het volk te verlossen. Toen Mozes na veertig jaar terugkwam bij zijn volk om het uit Egypte te leiden, waren de mensen verwachtingsvol. Het volk knielde en boog zich neer omdat God naar hen had omgezien, Exodus 4:31. Een ander verwachtingsvol moment is de aanstelling van koning Saul, als eerste koning van Israël. Toen Saul naar voren kwam, ging het hele volk juichen, 1 Samuël 10. Toen later David bekend werd, werd er gezongen over zijn overwinningen. In de tijd tussen het Oude en Nieuwe Testament had het volk te maken met buitenlandse overheersers die het volk en de godsdienst bespotten en vernederden. Toen hadden de mensen hun hoop gesteld op de vrijheidsstrijders, de Makkabeeën, een priesterlijke familie. De priester Mattatias weigerde voor de Griekse goden te offeren. Zijn vijf zonen streden tegen de Syrische overheersers. Maar ook aan hun invloed kwam een einde toen de Romeinen in 63 voor Christus Judea veroverden. In Lukas 1 gaat het over mensen die blij zijn omdat God weer naar zijn volk heeft omgezien. Dat blijkt uit de bijzondere geboorte van Johannes de Doper. Rondom zijn geboorte gebeuren allerlei wonderen. Daar moet wel iets bijzonders uit voortkomen.
In moeilijke tijden zoeken mensen naar houvast en hoop. Van een nieuwe ontwikkeling in de loop van de oorlog wordt soms gehoopt dat het een keerpunt zal blijken te zijn. Bij de geboorte van Johannes de Doper ontstaat ook de hoop op verlossing. Daar profeteert Zacharias ook over. Zacharias mag op de dag dat Johannes besneden wordt weer praten en hij looft God en profeteert over zijn zoon. Er is een nieuwe tijd van verlossing aangebroken. Ook al is Johannes “maar” de voorloper, het is het begin van een nieuwe tijd.
Voordat Johannes geboren wordt, houdt moeder Elisabeth zich stil. Zij komt maandenlang niet buiten, Lukas 1:24. Toen de familieleden en buren hoorden van de geboorte van een zoon, waren zij erg blij met hen. God was bijzonder genadig geweest, omdat Zacharias en Elisabeth op leeftijd waren. Het zal de mensen hebben doen denken aan de aartsvaders Abraham en Izak die eerst geen kinderen konden krijgen, maar die toch kregen omdat God naar hen omzag. Ook Hanna kreeg alsnog een kind en haar zoon Samuël werd een belangrijke leider voor het volk. God wil op deze manier laten zien dat Hij leven geeft en dat Hij op dat moment een bijzonder kind geeft.
Op de dag van de besnijdenis willen de mensen het kind de naam Zacharias geven. Dat is in meerdere opzichten opmerkelijk. De naamgeving hoefde niet op de dag van de besnijdenis te gebeuren. Ook zou het vreemd zijn als hij Zacharias zou heten, want dan zou hij Zacharias, zoon van Zacharias heten, omdat iemand werd genoemd met de naam van zijn vader. Het kind moest dus Johannes heten, zoals Gabriël al tegen Zacharias gezegd had. De schrijver Lukas geeft weinig aandacht aan de betekenis van de naam. Zijn vooral heidense publiek legt de link niet met het Hebreeuwse woord voor genade, chana. Het gaat om de bijzondere geboorte en Gods plan met hem. Zacharias vraagt om een schrijftablet, een houten plank met een laagje was, om de naam van zijn zoon op te schrijven. Misschien kon Zacharias niet alleen niet spreken, maar ook niet horen, omdat de mensen hem gebaarden, vers 62. Lukas geeft dus niet veel aandacht aan de betekenis van de naam, maar de naamgeving is wel belangrijk. Hij wordt genoemd zoals God dat wil. Zacharias kan niet eerder spreken dan wanneer het kind zijn naam gekregen heeft.
De bekenden van Zacharias en Elisabeth zijn niet alleen blij voor hen, maar ze zijn verwonderd en diep onder de indruk. Er staat letterlijk dat er over alle aanwezigen vrees, ontzag, Grieks fobos, kwam. Het woord ‘fobos’ kan angst betekenen. Als God verschijnt of als Hij optreedt is dat angstaanjagend. In de lofzang van Zacharias gaat het ook over angst. In vers 74 staat dat mensen God dienen zonder vrees, vanwege de verlossing. Het ene woord voor angst, vrees of ontzag heeft in de Bijbel een bredere betekenis. Angst voor God omdat Hij wraak kan nemen vanwege de zonden mag overgaan in ontzag en aanbidding.
De evangelist Lukas beschrijft de geboorteverhalen van Johannes en Jezus achter elkaar. Er zijn veel overeenkomsten, bij de aankondiging van de geboorte en ook na de geboorte. In allebei de gevallen is er verwondering bij de mensen in de omgeving, vers 63 en 2:18. De mensen zijn benieuwd hoe dit verder zal gaan.
Zacharias is niet alleen blij en verwonderd maar ook vol van de Heilige Geest. Eerder werd dit ook al over Elisabeth gezegd, vers 41, toen Maria bij haar op bezoek kwam. Zacharias gaat ervan profeteren. Het eerste wat hij doet is God prijzen, vers 67. Er staat dat God gezegend is. God zegenen is hetzelfde als Hem prijzen. God heeft Zich over Zijn volk ontfermd. Het is al gebeurd. Dat zegt Zacharias over de komst van Jezus, want daar gaat het grootste deel van de profetie over. Zacharias zegt het dus alsof het allemaal al gebeurd is, de redding van God. Net als de profeten kan Zacharias in de verleden tijd spreken, terwijl het nog moet gebeuren. Dat kan hij doen omdat hij er zo zeker van is dat het gebeurt. De kern van wat Zacharias profeteert is dat God genadig is en terugkomt op Zijn eerder gedane beloften aan Abraham, namelijk dat er verlossing komt. Het gaat hier niet om een politieke bevrijding. Jezus komt de mensen verlossen van hun zonden, zodat zij niet veroordeeld worden door God. Iemand die geen vergeving heeft ontvangen, leeft in het donker. Jezus komt als een opkomende zon of ster, vers 78. Bileam profeteerde al over de ster die opkomt in Jakob, Numeri 24 en Jesaja over het licht dat gaat schijnen in het donker, Jesaja 9. Johannes mag voorbereidend werk doen. Hij heeft dezelfde boodschap als Jezus over bekering en vergeving.
De herders horen van de geboorte van Jezus, Lukas 2:8-20
Voor C.S. Lewis was het vinden van vreugde heel belangrijk. Vreugde vinden was “the central story of his life”. Hij was christelijk opgevoed, maar kon zich er niet in vinden en werd atheïst. Toch gaf het leven zonder God hem geen echte levensvreugde. Hij bleef maar zoeken naar echte vreugde, vreugde die meer is dan een opwelling of gevoel. Hij beschreef zijn leven tot aan zijn dertigste jaar – het jaar waarin hij tot geloof kwam – in zijn boek ‘Verrast door vreugde’. Hij ontdekte dat zijn verlangen naar vreugde niet vervuld kon worden zoals je andere doelen in het leven wel kunt bereiken. Vreugde kun je niet echt bezitten. Het gaat meer over een verlangen naar iets, of beter gezegd Iemand. Lewis schreef Joy (vreugde) met een hoofdletter omdat echte vreugde zich richt op God en Jezus Christus, bij Hem en in Hem is vreugde en Hij is vreugde.
Vreugde is iets wat diep gaat. Het is anders dan blijheid (happiness) of plezier. Je kunt ook verheugd zijn terwijl je een moeilijke tijd doormaakt, want het gaat vooral om een verlangen, een hunkering. Een mens is gemaakt met een diep verlangen naar vreugde. Voor Lewis is dat een teken dat wij voor God geschapen zijn. Dat een mens honger kan hebben, is dat nog geen bewijs dat hij ook eten zal krijgen, want iemand in een bootje op zee kan honger hebben zonder dat er eten beschikbaar is, maar het laat wel zien dat deze mens gemaakt is om te leven en functioneren door regelmatig te eten. Zo heeft ook een mens een verlangen naar vreugde en bij God komt de mens tot zijn bestemming.
Lukas schrijft in zijn evangelie over herders die een boodschap van vreugde ontvangen: de Redder is gekomen. De herders zijn de eersten die het goede nieuws horen. Dat is niet toevallig. Herders waren mensen die aan de rand van de samenleving stonden. Vanwege hun eenzame bestaan en hun beroep waarop werd neergekeken, stonden ze niet in hoog aanzien. Ze mochten geen wettelijke getuigen zijn en in de Joodse traditie staan herders in het rijtje van tollenaars en verslaafden. God zoekt juist deze mensen op. Mensen die weinig bezitten kunnen bij God veel ontvangen. Maria was ook een eenvoudige vrouw, maar werd door God tot een bijzondere vrouw gemaakt, ze is gezegend onder de vrouwen, Lukas 1:42. Sowieso heeft Lukas in zijn evangelie veel oog voor de armen en kwetsbaren. Het goede nieuws brengen aan armen is ook een vervulling van de profetie van Jesaja, Jesaja 61:1 en dat wordt ook in Lukas aangehaald, Lukas 4:18 en 7:22.
Terwijl de engel hen opzoekt, zijn de herders in de buurt van Bethlehem en dus niet ver bij Jozef en Maria vandaan. Bethlehem ligt niet ver van Jeruzalem en in Bethlehem werden schapen gehouden die gebruikt werden voor de offerdienst in de tempel. Zo is hier de link tussen de geboorte van Jezus, het Lam van God en de herders met hun schapen die allicht voor de offerdienst bestemd waren. Ook al werd er niet hoog opgezien tegen de herders, in het Oude Testament wordt God vergeleken met een herder. Micha profeteert dat er een Heerser in Bethlehem op zal staan en de kudde zal weiden, Micha 5:1-3. De komst van deze Heerser en Herder wordt aan de herders in Bethlehem verteld.
In de beschrijving van de komst van de engel die Gods boodschap brengt, werkt Lukas met bepaalde contrasten. Het is nacht, donker en ineens is het licht, vers 8-9. En eerst is er veel angst bij de herders, maar de engel brengt veel vreugde, vers 9-10. De engel waar het over gaat zou wel eens dezelfde engel kunnen zijn als bij Maria, de engel Gabriël. Hij komt met glorie, heerlijkheid. De glorie van God is in het Oude Testament bekend als de kabod, dat komt van het werkwoord voor ‘zwaar zijn’. Het nieuwtestamentische woord geeft schittering, pracht en helderheid aan. Het is overweldigend voor de herders zodat ze er erg bang van worden, maar dan mag de engel vreugde verkondigen. Er staat letterlijk dat de engel grote vreugde ‘evangeliseert’. Verderop in de tekst gaan de herders de boodschap doorvertellen, hetzelfde woord ‘evangeliseren’, vers 17.
De gebeurtenissen rond de geboorte van Jezus verlopen op een wonderlijke manier. In het begin van het hoofdstuk beschrijft Lukas de historische achtergrond. De keizer lijkt de dienst uit te maken door de bevolking een bevel uit te laten voeren. De keizer zag zichzelf als de belangrijkste man, zelfs als god. Hij noemde zich de redder van de wereld en van het volk. Door het bevel van de keizer komen Jozef en Maria in Bethlehem terecht. Ze zullen daar enige tijd verbleven hebben, want er staat in vers 6 ‘toen ze daar verbleven’. Er was geen plaats voor Jozef, Maria en Jezus, al zullen ze het vanwege de oosterse gastvrijheid ook niet heel slecht gehad hebben. In elk geval staat het Kind Jezus niet in hoog aanzien. Het begint heel klein en verborgen, maar wie gelooft weet dat het hier gaat om de geboorte van de Redder van de wereld.
De Zoon van God is mens van vlees en bloed geworden, Hebreeën 2
Rabbi Baäl Sjem Tov, ook bekend als Besjt, ging op een dag op reis. Hij spande zijn paarden in en ging op weg. Hij gaf de dieren onderweg geen eten. Toen dachten de paarden: “Misschien zijn wij mensen geworden, want mensen eten niet op straat maar in de herberg.” Maar ze reden de herberg voorbij en kregen daar geen eten. Toen dachten de paarden: “Misschien zijn wij engelen geworden, want zij hebben geen eten en drinken nodig.” Midden in de nacht stopte de rabbi uiteindelijk bij een herberg. De paarden kregen in de stal te eten en ze stortten zich uitgehongerd op het voer. Deze paarden lieten zien dat zij -hoewel zij kort daarvoor dachten mensen of zelfs engelen te zijn- gewoon paarden zijn. Toen de rabbi dit zag gebeuren, vertelde hij aan de mensen die erbij stonden wat hij hiervan leerde: “Ook wij Joden lijken op onze paarden. Op Jom Kippoer, de Grote Verzoendag trekken we witte kleren aan en vasten vierentwintig uur lang door niet te eten of drinken. We denken dat we witte engelen zijn zonder aardse behoeften, maar als we ’s avonds aan het eind van de vastendag thuiskomen, storten we ons op de gedekte tafel en laten zien dat een mens een mens blijft.”
In het begin van de Hebreeënbrief gaat het ook veel over engelen. In het Jodendom en bij de Joodse christenen stonden engelen in hoog aanzien. In Kolossenzen 2:18 waarschuwt Paulus tegen mensen die anderen allerlei regels opleggen zoals over het vereren van engelen. De Hebreeënschrijver heeft een Joods publiek en sluit dus met het onderwerp ‘engelen’ aan op wat de mensen belangrijk vinden. De engelen zijn Gods boodschappers en in hoofdstuk 2:2 staat dat het woord van engelen bindend is en dat door hen mensen gestraft worden voor hun fouten en overtredingen. De Hebreeënschrijver brengt de engelen in om vervolgens te laten zien hoe groot de Zoon van God is. De engelen zijn bijzonder, maar de Zoon van God staat daar weer boven. In vers 5 staat dat God de komende wereld niet aan engelen, maar aan de Zoon van God heeft onderworpen. Met ‘de komende wereld’ wordt het tijdperk bedoeld dat met de komst van de Messias Jezus Christus is aangebroken.
In Hebreeën 2 gebeurt iets opmerkelijks. Er worden allerlei teksten uit het Oude Testament aangehaald en toegepast op Christus. Teksten die er op het eerste gezicht misschien niet bij horen. Een belangrijke verwijzing is die naar Psalm 8. In Psalm 8 gaat het over de mens die een hoge positie heeft, zelfs met eer en heerlijkheid gekroond is. De mens is heerser over de aarde en is net iets minder dan de engelen. Deze mens is tegelijk Jezus Christus. Hij is ook met eer en heerlijkheid gekroond. Hij is voor korte tijd minder dan de engelen geworden. Psalm 8 lijkt wel erg hoog op te geven van de mens. De mens is -net als in het verhaaltje van rabbi Besjt- vaak vooral groot in eigen ogen. Het gaat dan in Psalm 8 ook om de ideale mens. Die ideale mens, dat is nu Jezus Christus. En het goede nieuws is dat Jezus Zich niet voor Zichzelf, maar voor anderen vernederd heeft. Hij is weer verheerlijkt en ook dat werkt door in Zijn volgelingen.
De Zoon van God heeft dus Zijn hoge positie tijdelijk afgestaan voor zondaren. God is heel laag afgedaald. Hij is mens geworden zoals ieder ander. De Hebreeënschrijver schrijft in verheven woorden over de Zoon van God. Pas in hoofdstuk 2:9 wordt de naam Jezus genoemd. Jezus is God dichtbij. Ook hier worden opvallende Bijbelteksten genoemd. Psalm 22 was een bekende Messiaanse Psalm over de godsverlatenheid. Jezus had geroepen aan het kruis: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” Maar in Psalm 22 gaat het ook over het vertrouwen op God. Juist dat deel wordt hier aangehaald: “Ik zal Uw Naam aan Mijn broeders verkondigen; in de gemeente zal Ik U loven.” Jezus was een Mens tussen de mensen, een Mens die in de gemeente God loofde. Ook Jezus moest vertrouwen op God, Hebreeën 2:13. Hij moest als mens alles leren zoals iedereen, ook om Zijn vertrouwen op God te stellen, zonder dat Hij daar ooit fouten in heeft gemaakt. De menswording van God is voor ons niet met het verstand klein te krijgen.
Jezus heeft dus Zijn heerlijkheid afgelegd en is mens van vlees en bloed geworden, vers 14. In de geschiedenis hebben mensen hier moeite mee gehad. God die zo laag afdaalt. Sommigen hebben daarom gezegd dat Jezus een schijnlichaam had. Toch heeft de kerk eraan vastgehouden dat Jezus God en mens is en dat je dat niet uit elkaar kunt halen. Jezus was God en mens en zo heeft Hij de straf vanwege de zonden vrijwillig op Zich genomen. Hij ging een weg van vernedering en lijden. In deze brief is ‘lijden’ een terugkomend onderwerp. Jezus moest door het lijden, zelfs door de dood om te kunnen overwinnen. Zijn volgelingen moeten die weg ook gaan. Jezus moest verzoening doen, vers 17. Hij moest als Hogepriester het Offer brengen. Dat doet niemand Hem na. Toch moeten ook Zijn volgelingen via een weg van lijden de overwinning, eer en heerlijkheid ontvangen.
In vers 18 staat nog een hoopgevend woord voor gelovigen die het zwaar hebben. Jezus heeft geleden en Hij kent de moeiten van het leven. Hij weet wat iemand doormaakt en kan helpen. In hoofdstuk 4:15 wordt dit verder uitgewerkt over de Hogepriester die kan medelijden. Het zijn woorden van troost voor ieder die lijdt als gevolg van het geloof.