Verzadigd met Gods beeld
Deze week is Nederland opgeschrikt door de aanslag in een tram in Utrecht met drie dodelijke slachtoffers. Iedereen is er, zeker de eerste dagen, vol van. Allerlei gedachten en emoties komen naar boven en het is het gespreksonderwerp van de dag. Tegelijk weten we dat ook dit heftige nieuws na een tijdje weer op de achtergrond raakt en er weer ander nieuws zal komen dat onze aandacht vraagt. Om op de juiste manier te kunnen reageren op onverwachte situaties, is het nodig om elke dag met God te beginnen. Vanuit de verbondenheid met Hem zien wij de dingen om ons heen vanuit het Bijbels perspectief. De Bijbel waarschuwt dat er oorlogen, rampen en dus ook aanslagen zullen komen. Deze dingen gaan vooraf aan de grote dag dat Jezus terugkomt. David zegt in Psalm 17 dat hij, wanneer hij wakker wordt, verzadigd is met Gods beeld. Laten we dan ook niet in de eerste plaats vol zijn van de nieuwsberichten, maar vol van Gods beeld.
David is ’s morgens al vol van God. De ochtend is een geschikt en noodzakelijk moment om God te zoeken. En na afloop van onze ontmoeting met Hem moeten we ons afvragen of het ons verzadigd heeft. Proeven we alleen af en toe eens iets van Gods Woord of laten wij ons erdoor verzadigen? Het probleem is dat een mens van nature geen honger heeft naar Gods Woord, maar zich vult met allerlei ‘lege’ of slechte voeding. Voor veel mensen is het een zware opgave om zich ’s morgens zorgvuldig toe te wijden aan gebed en Bijbellezen. Voor David geldt dat niet, want God is voor Hem Iemand bij wie hij kan uitrusten en beschermd wordt. Hij wordt op de hielen gezeten door mensen die hem uit de weg willen ruimen. Het is de strijd tussen het rijk van God en dat van de boze. De persoonlijke problemen van David zijn niet toevallig, maar zijn een direct gevolg van zijn keuze om aan Gods kant te strijden. Vandaar de tegenstelling: de goddelozen verzadigen zich met wat het leven te bieden heeft (vers 14), maar David laat zich verzadigen met Gods beeld (vers 15).
Het is niet toevallig dat David zich hier in een moeilijke situatie bevindt. Het probleem van veel mensen in deze tijd is dat zij weinig geestelijke strijd hebben en dus weinig geestelijke rust en bescherming zoeken. Het is voor velen herkenbaar, dat juist in de moeilijke momenten de nabijheid van God het sterkst wordt ervaren. We moeten ons dus biddend afvragen of wij de geestelijke strijd misschien ontlopen en zo onszelf geestelijk buiten spel zetten. Het ingespannen zoeken van God in stille tijd is dus niet iets voor mensen die zich willen afsluiten van de wereld, maar voor hen die middenin de onrust zitten. Wie door verzoenende genade aan Gods kant strijdt, kan in gerechtigheid Gods aangezicht aanschouwen (vers 15). Het is een grote zegen en dus heel kostbaar als wij zonder schaamte en schuldgevoel God kunnen zien.
Het is opvallend dat hier het woord ‘beeld’ gebruikt wordt. Dit woord staat meestal in een negatieve context, want er geldt een verbod op een beeld maken van God. Maar het gaat erom verzadigd te zijn met Gods gestalte of aanblik. Het is moeilijk onder woorden te brengen hoe het is om in gebed en meditatie op God gericht te zijn. We weten dat God in heerlijkheid troont en dat Hij straalt vanwege Zijn goddelijkheid en majesteit. Wie God zo ziet, wil Hem vaker zoeken en ontmoeten.

